Dè mende nie!

Döllekesgat, daar staan zoveel dennenbomen
waaraan vele dennenappels hangen. In de volksmond
van de Oisterwijkers worden dat döllekes genoemd.
En zo wonen hier in carnavalstijd döllen en döllinnen.
Daar is wel over nagedacht door de organisatie!
Jazeker, en met deze döllekes werden vroeger de kachels gestookt.
Op het logo van Stichting Döllekesgat staan
ook nog twee eekhoorns om het dölleke heen.
Die vinden de zaadjes van de dennenappel een heerlijk maaltje.
Dè mende nie!

’11-11 in Döllekesgat’ is al gevierd.
Stadsprins Nilles I zal straks voor de tweede keer de scepter
zwaaien met aan zijn zijde Styn d’n Urste als nieuwe Jeugdprins.
Ook is het boerenbruidspaar gepresenteerd: Marie en Henricus.
Het is zo’n mooie traditie!
Jazeker, en dan zijn er nog het Sauwel- en Galaweekend,
het losschieten van het boerenbruidspaar, de intocht en
optocht, de Karnavalsmis, de Boerenbruiloft, de kinderen seniorenmiddag en het hijsen en zakken van de dol.
Dè mende nie!

Jazeker, en dan zijn er nog diverse carnavalsverenigingen
en –clubkes in Döllekesgat met elk ook nog hun eigen fistjes.
Dè mende nie!
Jazeker, en dan zijn er nog de vele dweilorkesten hier,
klein, groot, jong, oud, met veul liedjes en leutjes.
Dè mende nie!
Jazeker, carnaval in Döllekesgat is groots en als je aan
alle festiviteiten meedoet, raak je wellicht uitgeput.
Dè mende nie!
Jazeker, maar van ons meuddut!

Terug naar alle gedichten van Aniek Beemer – Verbraak