Als eerste dichter van ons dorp,
viel mij deze eer ten deel.
Drie jaar wel en wee in dichtvorm,
ik rijmde vorken aan de steel…
De pen is altijd mijn gereedschap,
een dodelijk wapen, op z’n tijd.
Maar weet wanneer je iets moet sparen:
soms de kool, dan weer de geit!
Nu draag ik het stokje over
aan de tweede Stadspoëet.
Karin zal u gaan verrassen
met in haar verzen lief en leed…
Als symbool geef ik de knapzak,
rijk gevuld met schijfgerei:
krootjespennen en een inktlap,
met een potje inkt erbij!
Doe versla, ook in de kernen,
welgemeend en onvervaard.
Laat je luid en duidelijk horen,
dit dorp is jouw dichtkunst waard!
afscheidsgedicht bij de overdracht aan Karin,
de tweede stadspoëet.